Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op de Watersnoodschade 1953

 

Artikel 38
1
Met betrekking tot hypothecaire schuldeisers, tot zekerheid van wier vordering het beschadigde object ten tijde van het ontstaan van de schade was verbonden, is, in geval het onherstelbare schade aan een gebouwd onroerend goed of schip betreft, artikel 36, leden 1 tot en met 4, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat, indien het bepaalde in lid 2 van dat artikel geen toepassing vindt, Onze Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting bepaalt, in hoeverre de bijdrage dan wel een gedeelte daarvan zal worden aangewend ter algehele of gedeeltelijke voldoening van hetgeen verschuldigd is wegens de hypothecaire vordering.
2
Indien op de schuld wordt afgelost, komt in de eerste plaats voor aflossing in aanmerking de rente, welke ingevolge artikel 1229 van het Burgerlijk Wetboek voorrang geniet.
3
Wordt op de hoofdsom van een schuld, als bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig dat lid afgelost, dan zal, zo nodig in afwijking van de tussen partijen geldende overeenkomsten, de rente over het afgeloste bedrag slechts mogen worden berekend tot de dag van aflossing en zullen, zo nodig met gelijke afwijking, geen verdere kosten, onder welke benaming ook, in rekening mogen worden gebracht.
4
Op last van Onze in lid 1 genoemde Minister tekent de bewaarder van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen bij de hypothecaire inschrijving op verbonden onroerende zaken aan tot welk bedrag ingevolge het bepaalde in lid 1 op de hypothecaire schuld is afgelost, dan wel haalt hij de genoemde inschrijving door, indien volledige aflossing heeft plaatsgevonden.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •